Schrijf een functie die berekent hoe vaak een geheel getal x in een integer-vector voorkomt.
De functie heeft de vorm:
int count(const vector<int> & numbers, const int x) {
...
...
}
Een main
functie kan deze count
-functie aanroepen. Bijvoorbeeld:
int main(){
vector<int> n = {37,4,9,4,9,37,3,5,0,4,1};
int number_of_fours = count(n, 4);
cout << "Number of fours: " << number_of_fours << "\n";
}
Schrijf een functie, die bepaalt of een gegeven integer-vector met alleen 1’en en 0’en aan de volgende eisen voldoet:
Bedenk zelf wat het return type van deze functie moet zijn. Gebruik in je programma de
functie count()
die je hebt geschreven bij opdracht 2.5.