```c++ {.line-numbers}
#include
int main(){
int x = 8.2;
int y = 18 / 5;
float e = 3.429;
float f = 18 / 5;
char a = 'a';
char b = 'e';
char c = b;
bool r = true;
bool u = (1 & 0);
string p = "Klaar?";
string s = string("Nee, nog") + string(" niet");
}
*Codevoorbeeld 1.3.1 data-types simpel*
### Opdracht 1.3B Int, Float, Char, Bool
Je wilt natuurlijk weten of je het goed hebt gedaan.
- Voer *Codevoorbeeld 1.3.1 data-types* uit op een computer.
- Wat valt je op als je het programma draait?
- Pas de code aan met `cout` zodat je de variabelen op het scherm print.
- Hint: `cout << "x is: " << x;`
## BONUS opdrachten
### Opdracht 1.3C Int, Float, Char, Bool
- **Lees** de code uit *Codevoorbeeld 1.3.3 data-types complex* (dus NIET uitvoeren!).
- Schrijf van elke variabele (x, y, etc..) de waarde op die de variabele heeft na het uitvoeren. Doe dit zonder de code uit te voeren op een computer.
```c++ {.line-numbers}
#include <string>
using namespace std;
int main(){
int x = 8.2;
int y = 18 / 5;
int z = 18 / 5.0;
int f = '8' - '0';
int e = 10 % 3;
float t = 18 / 5;
float s = 18 / 5.0;
char a = 'a';
char b = 'e';
char d = b;
char c = 'b' + ('Z'- 'z');
bool r = true && (false || true);
bool u = 8 >= 10;
string p = "Utereg";
p.append(" Me Stadsie!");
string station = string("Heidel") + "berglaan";
string plaats = station.erase(10, station.size()-10);
}
Codevoorbeeld 1.3.3 data-types complex